Geschreven door Frank Eindhoven
|
Tuesday 09 October 2007 |
PBFD Snavel- en verenrot Psittacine beak and feather disease
Bek en verenrot of in het engels afgekort PBFD is een virusziekte, veroorzaakt door het zgn circovirus, die voorkomt bij papegaaien. Het is het kleinste virus wat we tot nu toe kennen. De ziekte lijkt in een aantal opzichten op AIDS ( ook een virusziekte ) bij mensen. Bij beide ziekten wordt de afweer van de patient aangetast. Zowel bij AIDS als bij PBFD kan het virus jarenlang in het lichaam aanwezig zijn, voordat de patient echt ziek wordt. Bij beide ziekten komt het voor dat sommige patienten die besmet zijn het virus na drie maanden uit hun lichaam verwijderen en dan weer volledig gezond zijn. En ten slotte zijn beide ziekten niet goed te behandelen. De algemene symptomen van braken, diarree en sloomheid komen vooral voor bij grijze roodstaarten (en timnehs, en de poicephalus soorten - bonte boertjes, meyer's papegaai en kaketoes),in het kader van de acute vorm van de ziekte, als gevolg van secundaure infecties met bacteriën, gisten ed omdat de vogels geen weerstand hebben. Daarnaast kunnen ook veerafwijkingen gezien worden in een later stadium maar meestal sterven de vogels voordat de veerafwijkingen gezien worden. Dit ziektebeeld wordt ook wel "acute circo" genoemd. Het virus kan al binnen drie dagen na besmetting in het bloed aangetroffen worden, zonder dat er verschijnselen zijn. Omdat PBFD zich daarnaast makkelijk verspreidt via stof en veren en ontlasting van een besmet dier, is het van het grootste belang dat een besmet dier zo snel mogelijk wordt herkend en geisoleerd wordt van andere papegaaien. Het is in een aantal gevallen moeilijk om de ziekte te herkennen. Vooral bij dieren die besmet worden vlak nadat zij uit het ei komen, treedt vaak sterfte op binnen enkele dagen tot weken zonder dat zij veerafwijkingen laten zien die zo typerend zijn voor deze ziekte. Deze vorm van ziekte komt vooral veel voor bij kaketoes, vooral geelkuifkaketoes, en bij grijze roodstaartpapegaaien. Bij dieren die ziek worden als de eerste veren zich gaan ontwikkelen, kunnen de veren zeer snel aangetast raken. Bij dieren jonger dan twee maanden komt voor dat binnen een week na het openbaren van de ziekte alle veren reeds aangetast zijn. De veerafwijkingen treden meestal op nadat het dier enkele dagen ziek is geweest waarbij algemene symptonen zoals braken, diarree en sloomheid opvallen. Deze vorm van de ziekte komt vooral voor bij kaketoes en agapornissen. Hoe ouder de vogel, hoe meer veren er ontwikkeld zijn voordat het virus actief wordt. Bij deze dieren lijkt de ziekte in de eerste instantie minder ernstig. Het virus tast echter iedere nieuwe veer die geruid is in steeds ergere mate aan. Uiteindelijk kunnen deze vogels helemaal kaal worden. Aantasting poederdons. Bij dieren die al helemaal in de veren zitten voordat de ziekte actief wordt, wordt in de eerste instantie meestal het poederdons aangetast. Dit is dons waarvan het verenstof gemaakt wordt waar een gezonde vogel mee bedekt is. Deze donsveren ruien frequenter dan andere veren en worden daarom als eerste massaal aangetast door het bek- en verenrot virus. Het gevolg is dat er weinig of geen verenpoeder meer aangemaakt wordt. Deze dieren zijn te herkennen aan een glimmende snavel. Een gezonde vogel heeft namelijk een doffe snavel omdat die bedekt is met verenpoeder. In de tweede instantie worden, na de donsveren, de dekveren aangetast en vervolgens de slag- en staartpennen en eventueel de kuif. Sommige dieren verliezen echter als eerste de slag- en staartpennen. In dat geval lijkt de ziekte sterk op de ziekte van polyoma. Bij dieren die op jonge leeftijd besmet zijn en die de ziekte al langere tijd hebben, kunnen de bek en de nagels aangetast worden. Dit wordt vooral bij de geelkuif, rosé, goffini en molukken kaketoes waargenomen. Afwijkingen: Er zijn diverse veerafwijkingen die bij bek- en verenrot voorkomen. Een veer kan te kort zijn. De vlag van de veer kan afwijkend zijn. Er kan bloed achterblijven in de schacht van een volledig uitgegroeide veer. Ook kunnen veren verkleuren (van grijs naar rood bij grijze roodstaart papegaaien). De meest typerende afwijking van bek- en verenrot is een constructie van de schacht van de veer. Hierbij is er een plekje (vaak in het gebied waar de schacht van de veer door de huid breekt) waar de schacht plotseling veel dunner is. Veren kunnen op deze plek gemakkelijk buigen of afbreken. Als de snavel en nagels aangetast worden bij een papegaai met bek- en verenrot, begint dit meestal bij de bovensnavel. Het hoorn wordt zachter en lichter van kleur. Vaak ontstaan er in het hoorn kloven en zweren die kunnen doorlopen tot in de bek. De ziekte verspreidt zich meestal via het stof van veren en ontlasting van een zieke papegaai maar ook via voer, water en nestmateriaal is verspreiding mogelijk. Bij een besmette pop kunnen de eidooiers op de eierstok besmet zijn: de eieren zijn dan reeds besmet voordat ze gelegd zijn. Diagnose: De diagnose bek- en verenrot kan op verschillende manieren vastgesteld worden. de meest zekere methode is via een bloedtest. Via deze test kunnen zelfs besmette dieren opgespoord worden, twee dagen na de besmetting, dus voordat de veren aangetast zijn. Deze dieren kunnen dan verwijderd worden voordat zij het virus in grote mate gaan verspreiden. Dieren die ouder zijn dan vijf jaar voordat zij met het virus besmet worden, kunnen het virus soms uit hun lichaam verwijderen en weer volledig gezond worden. Dieren die jonger zijn dan drie jaar blijven meestal besmet. Bij deze dieren zal de ziekte zich vroeg of laat en soms pas na jaren openbaren. Als er een positieve bloedtest gevonden wordt bij een op het oog gezond dier dat "ouder is dan vijf jaar", dan is het verstandig om de test te herhalen na drie maanden. Er bestaat dan namelijk een kans dat de test negatief verloopt omdat de vogel het virus uit zijn lichaam heeft gewerkt. Deze vogels hebben minder kans om nog klinische verschijnselen te vertonen/ziek te worden. Als een vogel positief is en niet ziekteverschijnselen vertoont zou deze nog in een fase kunnen zitten dat het virus in het lichaam rondwaart maar door de vogel wel bestreden kan worden. Vandaar dat hertesten na 3 maanden dan mogelijk is. Als de vogel na drie maanden nog steeds niet ziek is en de test negatief uitvalt geeft dit aan dat de vogel de virusinfectie heeft bestreden en als "gezond" kan worden beschouwd. Als de vogel dan wederom positief is dan moet deze beschouwd worden als "permanent geinfecteerd". Deze vogel is dan ook een groot risico voor besmetting van andere vogels. Verder spreekt uiteraard voor zich dat - wanneer een vogel positief getest wordt en geen klinische verschijnselen heeft en besloten wordt de vogel na drie maanden te hertesten - de vogel in absolute quarantaine gehouden moet worden, gescheiden van alle andere vogels ! Met dank aan Yvonne van Zeeland, aankomend vogelspecialiste aan de Faculteit Diergeneeskunde Universiteit te Utrecht |
Laatst geupdate op ( Friday 15 February 2008 )
|